Wanneer we de sterrenhemel bestuderen, zien we duizenden sterren fonkelen. Maar tussen die sterren bevindt zich geen lege ruimte: de Melkweg zit vol met enorme wolken van gas en stof. Deze wolken noemen we interstellaire nevels of interstellaire wolken. Ze vormen het “weer” van ons sterrenstelsel, de plaatsen waar sterren geboren worden, maar ook waar licht wordt tegengehouden of juist uitgestraald.
Een interstellaire nevel is een grote, vaak tientallen tot honderden lichtjaren grote concentratie van gas en kosmisch stof in de ruimte tussen de sterren. Interstellaire nevels bestaan hoofdzakelijk uit waterstof, het meest voorkomende element in het heelal, vaak gemengd met helium. Daarnaast bezitten ze ook microscopische deeltjes van koolstof, silicaten en ijs. Het uiterlijk van dergelijke nevels kan variëren van donkere silhouetten die het licht van achterliggende sterren blokkeren, tot kleurrijke wolken die rood, blauw of zelfs groenachtig oplichten.
Interstellaire nevels of wolken zijn de geboorteplaatsen van sterren en planetenstelsels. Zonder deze wolken zouden er geen nieuwe sterren ontstaan. Daarom zijn ze uitermate belangrijk voor astronomen. Ze vormen de bouwstenen van het heelal: het materiaal waaruit uiteindelijk ook wijzelf zijn gevormd. Ze zijn ook een indrukwekkend schouwspel voor zowel professionele als amateur-astronomen. Veel van de mooiste objecten aan de hemel zijn interstellaire nevels.
Enkele bekende voorbeelden van interstellaire nevels:
- Orionnevel (M42, in Orion): een van de helderste emissienevels, zichtbaar met het blote oog als wazige vlek in Orion’s zwaard.
- Plejaden-reflectienevel (M45, in Stier): omringende blauwe nevel die het sterlicht van de jonge sterren verstrooit.
- Paardenkopnevel (in Orion): een beroemd silhouet van donker stof tegen een rode emissienevel.
- Lagoonnevel (M8, in Boogschutter): een indrukwekkende kraamkamer voor nieuwe sterren.
- Kolen-zaknevel (in Zuiderkruis): een grote absorptienevel, al bekend bij inheemse volkeren op het zuidelijk halfrond.