Bijna al het water dat zich in de stratosfeer van de gigantische planeet Jupiter bevindt, is afkomstig van de komeet Shoemaker-Levy 9 die zich in de zomer van 1994 in de atmosfeer van Jupiter boorde. Tot deze vaststelling zijn wetenschappers gekomen na precisiemetingen met de Europese Hershel ruimtetelescoop.
Al in 1997 werd voor het eerst water ontdekt in de hoogste lagen van de atmosfeer van Jupiter aan de hand van metingen die toen werden uitgevoerd met het Europese Infrared Space Observatory (ISO). Onderzoekers hadden toen al een vermoeden dat de komeet Shoemaker-Levy 9 er voor iets tussen zat aangezien brokstukken van deze komeet in juli 1994 insloegen op het zuidelijk halfrond van de gasplaneet. Dit vermoeden wordt nu officieel bevestigd door de Herschel ruimtetelescoop aangezien wetenschappers met het PACS-instrument de verdeling van het water over het 'oppervlak' van Jupiter hebben in kaart gebracht. Op deze kaart valt op dat zich op het zuidelijk halfrond veel meer water bevindt dan op het noordelijk halfrond. De hoogste concentraties water bevinden zich in gebieden waar de brokstukken van de komeet de dampkring zijn binnengedrongen. Een ander instrument aan boord van Herschel, de Nederlandse HIFI-spectrograaf, onderzocht dan weer de verticale verhoudingen van het water in de atmosfeer van Jupiter. Hieruit blijkt dat het water zich in de hogere lagen van de atmosfeer bevindt. Voor wetenschappers is dit het ultieme bewijs dat het water afkomstig is van een incidentele gebeurtenis. Wetenschappers vermoeden dat het water in de atmosfeer van Jupiter met de tijd geleidelijk zal afnemen.