Het meten van de snelheid van het zonnestelsel door de ruimte klinkt eenvoudig, maar het is een van de meest uitdagende tests van ons kosmologisch begrip. Terwijl ons zonnestelsel door het universum reist, creëert deze beweging een subtiele asymmetrie, een ‘tegenwind’ waarbij iets verder weg gelegen sterrenstelsels meer in onze reisrichting verschijnen dan achter ons.
Het effect is buitengewoon zwak en vereist gevoelige metingen om te kunnen worden gedetecteerd. Lukas Böhme, astrofysicus aan de Universiteit van Bielefeld, leidde een team dat radiostelsels analyseerde, verre objecten die bijzonder sterke radiogolven uitzenden. In tegenstelling tot optische telescopen, die kunnen worden geblokkeerd door tussenliggend stof en gas, detecteren radiotelescopen deze emissies met lange golflengten ongeacht obstructies, waardoor astronomen sterrenstelsels kunnen observeren die onzichtbaar zijn voor conventionele instrumenten.
De onderzoekers combineerden gegevens van drie radiotelescoopnetwerken: het LOFAR (Low Frequency Array), een Europese faciliteit, plus twee extra observatoria. Dankzij deze ongekende dataset konden ze met uitzonderlijke precisie radiosterrenstelsels aan de hemel tellen. Ze ontwikkelden ook een nieuwe statistische methode die rekening houdt met het feit dat veel radiosterrenstelsels uit meerdere componenten bestaan, een verfijning die grotere maar realistischere meetonzekerheden opleverde. Ondanks de conservatieve foutenschattingen waren de resultaten verrassend. De analyse bracht een anisotropie aan het licht, een scheve verdeling van radiogalaxieën die de statistische significantie van vijf sigma overschreed. In wetenschappelijke termen is dat overweldigend bewijs voor een echt effect in plaats van meetruis.
De gemeten asymmetrie bleek 3,7 keer sterker te zijn dan de voorspellingen van het standaard kosmologische model, dat de evolutie van het heelal sinds de oerknal beschrijft en ervan uitgaat dat materie zich relatief gelijkmatig verdeelt. Deze dramatische discrepantie leidt tot twee ongemakkelijke mogelijkheden. Ofwel beweegt ons zonnestelsel zich echt veel sneller door de ruimte dan de huidige modellen toestaan, wat een fundamentele herziening van ons begrip van de structuur van de ruimte vereist, ofwel is de verdeling van radiogalaxieën in het universum aanzienlijk minder uniform dan astronomen hebben aangenomen. Beide scenario's vormen een uitdaging voor de gevestigde kosmologie.
“Als ons zonnestelsel inderdaad zo snel beweegt, moeten we fundamentele aannames over de grootschalige structuur van het universum in twijfel trekken”, aldus professor Dominik Schwarz van de Universiteit van Bielefeld, medeauteur van de studie.
De bevindingen komen overeen met eerdere waarnemingen waarbij andere methoden zijn gebruikt. Eerdere studies naar quasars, de heldere kernen van verre sterrenstelsels die worden aangedreven door superzware zwarte gaten, lieten hetzelfde afwijkende effect zien in infraroodgegevens. Deze onafhankelijke bevestiging suggereert dat het fenomeen geen meetfout is, maar een echt kenmerk van het universum. Het onderzoek laat zien hoe verbeterde observatietechnieken ons begrip van de werking van het universum fundamenteel kunnen veranderen en herinnert ons eraan hoe veel er nog onbekend is over onze plaats in de kosmos.
Bron: Universe Today








