John Glenn begeeft zich in de kleine Mercury ruimtecapsule
Foto: NASA

Op 20 februari 2012 was het precies vijftig jaar geleden dat de Verenigde Staten voor het eerst een Amerikaanse ruimtevaarder in een baan om de Aarde brachten. De Mercury-Atlas 6 missie maakte deel uit van NASA’s Project Mercury en werd uitgevoerd door de Amerikaanse ervaren testpiloot John H. Glenn. Ondanks het feit dat John Glenn de eerste Amerikaanse ruimtevaarder werd die zich in een vaste baan om de Aarde begaf, was hij niet de eerste Amerikaan in de ruimte. Voor de ruimtevlucht van Glenn gingen Alan Shepard en Virgil I Grissom al eens de ruimte in. Aangezien beiden een zogenaamde suborbitale ruimtevlucht uitvoerden, maakten zij geen volledige omwenteling om de Aarde en verbleven ze maar even in de ruimte.

Voor de Verenigde Staten was een bemande omwenteling om de Aarde van cruciaal belang in het kader van de verdere uitbouw van het bemande ruimteprogramma aangezien de Sovjet-Unie hen op dat vlak al was voorgegaan. De ruimtecapsule van John Glenn, genaamd “Friendship 7”, werd uiteindelijk op 20 februari 1962 in de ruimte gebracht door een Atlas-draagraket. Ook dit was nieuw aangezien de vorige twee astronauten in de ruimte gebracht werden met behulp van lichtere Redstone raketten. Uiteindelijk zou de Mercury-Atlas 6 ruimtevlucht van John Glenn één van de meest heroïsche ruimtemissies uit de geschiedenis worden.

Enos ging de ervaren piloot vooraf

Aangezien NASA na twee suborbitale ruimtevluchten in mei en juli 1961 nu voor het eerst een mens in een baan om de Aarde wou brengen, wou men geen onnodige risico’s nemen en voerde men eerst nog een geslaagde testvlucht uit. In tegenstelling tot de twee vorige ruimtevluchten, waarbij telkens één Amerikaan in de ruimte werd gebracht, bevond er zich ditmaal een bijzondere passagier aan boord van de Mercury 5 ruimtecapsule. Zo bestond de bemanning van deze missie uit de chimpansee Enos die op 29 november 1961 met succes twee omwentelingen om de Aarde maakte. Enos keerde veilig terug naar de Aarde waardoor NASA het licht op groen zette voor de Mercury 6 missie. De druk op de Verenigde Staten om een Amerikaan in een baan om de Aarde brengen bleek met de dag toe te nemen aangezien de Sovjet-Unie er op dat moment al in geslaagd was om twee kosmonauten (Joeri Gagarin en German Titov) succesvol enkele malen rond de Aarde te laten cirkelen. Na de geslaagde Mercury 5 testvlucht werd in december 1961 door NASA een persconferentie georganiseerd waarbij de massaal opgekomen reporters vooral geïnteresseerd waren in wie nu de eerste Amerikaan zou worden in een vaste baan om de Aarde. Uiteindelijk kreeg de pers te horen dat John H. Glenn geselecteerd was als astronaut voor de Mercury 6 missie. De toen veertig jaar oude Glenn werd in 1959 door NASA geselecteerd als één van de zeven oorspronkelijke Mercury-astronauten. Glenn werd op 18 juli 1921 geboren in Cambridge, Ohio, en leerde al op jonge leeftijd hoe hij met een vliegtuig moest vliegen. Na zijn middelbare school schreef hij zich in als piloot bij het Amerikaanse leger. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de oorlog met Korea voerde John Glenn maar liefst 122 gevechtsmissies uit. Uiteindelijk kwam Glenn terecht bij de Navy Test Pilot School en voerde hij in opdracht van het Naval Air Development Center tests uit op vlak van g-krachten. Op 6 juli 1957 vestigde John Glenn een nieuw transcontinentaal snelheidsrecord doordat hij met een straalvliegtuig van New York naar Los Angeles vloog in 3 uur en 22 minuten. Uiteindelijk werd Glenn twee jaar later opgemerkt door NASA door zijn uitmuntende prestaties.

Uitstel, uitstel en nog eens uitstel

De draagraket die John Glenn in de ruimte zou brengen, arriveerde op 30 november 1961 op de Cape Canaveral lanceerbasis. NASA stelde alles op alles om de Mercury 6 ruimtevlucht nog in 1961 te kunnen laten uitvoeren maar begin december van dat jaar werd het echter duidelijk dat de hardware niet klaar raakte waardoor de voorbereiding op de missie vertraging opliep. Nog nooit eerder had men een Atlas-raket gebruikt voor het lanceren van een mens. Uiteindelijk werd de 1,3 ton zware Mercury 6 ruimtecapsule op 2 januari 1962 bovenop de Atlas 109-D draagraket bevestigd op het lanceercomplex LC-14 van de Cape Canaveral lanceerbasis in Florida. Nadat de Mercury ruimtecapsule bovenop de Atlas-raket bevestigd werd, maakte NASA bekend dat John Glenn op 16 januari 1962 zou gelanceerd worden. Deze datum werd uiteindelijk niet gehaald omwille van technische problemen met de brandstoftanks aan boord van de Atlas-raket waardoor de lanceerdatum verplaatst werd naar 23 januari. De stressbestendigheid van zowel de astronaut alsook van de vluchtleiders en ingenieurs werd vervolgens opnieuw op de proef gesteld doordat er ook op deze datum geen lancering plaatsvond omwille van slechte weersomstandigheden. Toen de weersomstandigheden uiteindelijk beter werden, begaf John Glenn zich op 27 januari 1962 aan boord van zijn Mercury 6 ruimtecapsule en werd alles voor een eerste maal in gereedheid gebracht voor de lancering. Twintig minuten voor de lancering besliste de vluchtdirecteur echter om de missie te annuleren doordat er zich te veel wolken boven het lanceercomplex bevonden waardoor men geen duidelijke foto’s zou kunnen maken van de lancering. De lancering werd vervolgens uitgesteld tot 1 februari 1962. Toen technici op 30 januari een brandstoflek ontdekten aan boord van de Atlas-raket werd de lancering opnieuw met twee weken uitgesteld zodat men het probleem kon herstellen. NASA stelde vervolgens 15 februari 1962 voor als een nieuwe lanceerdatum maar ook toen bleken slechte weersomstandigheden roet in het eten te gooien. Uiteindelijk klaarde het weer op 19 februari op en zag NASA een kans om John Glenn op 20 februari 1962 te lanceren.

John Glenn John Glenn aan boord van zijn "Friendship 7" ruimtecapsule - Foto: NASA

“It's a little bumpy about here”

John Glenn begaf zich op 20 februari 1962 opnieuw aan boord van de Mercury 6 ruimtecapsule. Technici sloten het toegangsluik tot de ruimtecapsule af met zeventig bouten maar toen bleek dat er één bout was afgebroken, zorgde dit voor een vertraging van 42 minuten aangezien alle bouten werden vervangen. Meer dan zes uur nadat Glenn zich aan boord van zijn ruimtecapsule begaf, duwde ingenieur T.J. O’Malley om 09u07 plaatselijke tijd uiteindelijk op een knop waardoor de raketmotoren van de Atlas draagraket tot ontbranding werden gebracht. Op dat moment registreerden sensors op het lichaam van John Glenn een hartslag van 110 slagen per minuut en keken maar liefst 100 miljoen televisiekijkers in de Verenigde Staten naar dit historisch gebeuren. Naarmate de Atlas raket zich steeds hoger in de atmosfeer begaf en de draagraket het punt van maximale druk voorbij was (het zogenaamde ‘Max Q’ punt), meldde Glenn aan de vluchtleiding: “It's a little bumpy about here”. Twee minuten en veertien seconden na de start van de lancering werden de boosterraketten van de Atlas-raket uitgezet waarna deze afgestoten werden. Tien seconden later werd ook het ‘Escape Tower’ ontsnappingssysteem afgestoten van de Mercury ruimtecapsule. Kort hierna kreeg John Glenn voor het eerst een blik te zien van onze planeet en omschreef hij dit als “a beautiful sight, looking eastward across the Atlantic”. Op het moment dat de Atlas-draagraket losgemaakt werd van de Mercury ruimtecapsule, 5 minuten en 24 seconden na de start van de lancering, brak zowel bij de vluchtleiding alsook bij de astronaut een belangrijk moment aan. De Verenigde Staten hadden nu voor het eerst een Amerikaanse ruimtevaarder in een baan om de Aarde gebracht.

Lancering Mercury-Atlas 6Op 20 februari 1962 vertrekt John Glenn voor Amerika's eerste 'echte' ruimtevlucht - Foto: NASA

Dankzij de geslaagde lancering begaf Glenn zich nu met een snelheid van 28 233 kilometer per uur in een baan om de Aarde. Tijdens zijn eerste omwenteling om onze planeet bleken alle systemen aan boord van de ruimtecapsule perfect te functioneren. Toen de astronaut over Nigeria vloog, meldde hij aan de vluchtleiding dat hij vanuit zijn ruimtecapsule stofstormen op het aardoppervlak kon zien. De ruimtecapsule vloog vervolgens verder over de Indische Oceaan waar John Glenn zijn eerste zonsondergang vanuit de ruimte zag. De ruimtevaarder bleek enorm aangedaan te zijn door dit prachtige schouwspel en beschreef aan de vluchtleiding de prachtige kleuren die hij te zien kreeg. Eenmaal de ruimtecapsule zich in het donker over Australië begaf, legde John Glenn radiocontact met het Muchea Tracking Station waar de Amerikaanse Mercury-astronaut Gordon Cooper hem toesprak. Naarmate John Glenn zich steeds verder over de Stille Oceaan begaf, zag hij de zon opnieuw opkomen. Op dat moment meldde de astronaut aan de vluchtleiding dat zijn ruimtecapsule omgeven was door heldere lichtpuntjes die hij omschreef als vuurvliegjes. Volgens Glenn waren deze niet afkomstig van zijn ruimtecapsule en verdwenen ze naarmate het lichter werd. Later werd bekendgemaakt dat het wellicht ging om ijskristallen afkomstig van de Mercury ruimtecapsule.

Losgekomen hitteschild

Bij het begin van de tweede omwenteling om de Aarde merkte een vluchtleider het “Segment 51” signaal op wat stond voor een sensor die data verzorgde over het landingssysteem. Volgens een eerste analyse van het signaal bevonden het hitteschild en het drijvend landingskussen onderaan de ruimtecapsule zich niet langer op dezelfde plaats. Indien dit correct zou was, zou dit betekenen dat het hitteschild enkel nog zou worden vastgehouden door middel van de terugkeerraketten (retrorockets) die de ruimtecapsule terug naar de Aarde moesten brengen. De vluchtleiding beviel alle volgstations om het “Segment 51” signaal op te volgen en vroegen aan de astronaut of hij alle bedieningsknoppen in de juiste stand had geplaatst. John Glenn was zich niet meteen bewust van het mogelijke probleem maar werd achterdochtig toen keer op keer vluchtleiders in de volgstations aan hem vroegen of hij alle besturingsknoppen in de juiste stand had geplaatst. Tijdens het verdere verloop van de missie ontstond er in de vluchtleiding een grote discussie over wat er nu exact moest gebeuren met de missie. Normaal zouden de terugkeerraketten onderaan het hitteschild losgekoppeld worden van de ruimtecapsule eenmaal deze zou beginnen aan de afdaling in de atmosfeer. Gezien het probleem met het hitteschild bleek echter niet iedereen van dezelfde mening te zijn om dit zo uit te voeren. Uiteindelijk beslisten vluchtdirecteur Chris Kraft en missiedirecteur Walter C. Williams om de terugkeerraketten niet af te stoten van de ruimtecapsule. Glenn werd hiervan op de hoogte gebracht en maakte zich tijdens de derde omwenteling om de Aarde klaar voor zijn terugkeer. Iets meer dan 4 uur en 30 minuten na de start van de Mercury 6 missie werden de retrorockets uiteindelijk een eerste keer tot ontbranding gebracht waarna deze kort hierna nog eens tweemaal tot ontbranding werden gebracht. Boven het Amerikaanse grondgebied begon de Friendschip 7 ruimtecapsule hoogte te verliezen waarna John Glenn aan boord van zijn ruimtecapsule rare geluiden begon te horen die afkomstig waren van de buitenkant van het ruimtetuig. Deze geluiden bleken te ontstaan als gevolg van de wrijving met de atmosfeer waardoor de temperatuur onderaan de capsule steeds hoger werd. De astronaut omschreef dit moment als "That's a real fireball outside" en zag hoe stukjes van de terugkeerraketten losbraken en opbrandden. Op dat moment bevond John Glenn zich op een hoogte van veertig kilometer en steeg de temperatuur onderaan het hitteschild tot meer dan 1 650 graden Celsius. Nadat Glenn het punt voorbij was waarbij hij de meeste g-krachten te verduren kreeg, verloor hij de manuele controle over het ruimtetuig. Op een hoogte van ongeveer 3,2 kilometer opende de hoofdparachute zich en rapporteerde Glenn aan de vluchtleiding: "Everything is in good shape". Volgens officiële NASA-documenten landde de Friendship 7 ruimtecapsule zestig kilometer van de vooropgestelde landingsplaats in de Atlantische Oceaan. Tijdens de afdaling had het Amerikaanse oorlogsschip ISS Noa de neerdalende ruimtecapsule aan zijn parachute opgemerkt waarna het schip zeventien minuten na de landing arriveerde bij John Glenn. Doordat de Friendship 7 ruimtecapsule te ver van het voorziene landingspunt was geland, bleek het primaire bergingsschip (de USS Randolph) zich te ver van de in het water dobberende ruimtecapsule te bevinden. De Friendship 7 ruimtecapsule met daarin de ruimtevaarder werd vervolgens met behulp van een helikopter tot op het oorlogsschip gebracht. John Glenn opende hierna door middel van explosieven het toegangsluik van zijn ruimtecapsule waarna hij zich op het dek van het schip begaf en de militairen toesprak met "It was hot in there”.

Landing John GlennJohn Glenn landt in de Atlantisch Oceaan en wordt aan boord van zijn ruimtecapsule
overgebracht naar een militair schip - Foto: NASA

Na zijn ruimtemissie werd John Glenn door dokters uitvoerig onderzocht en op zijn hand na bleek de astronaut zich in perfecte toestand te bevinden. De astronaut werd in de Verenigde Staten onthaald als een ware held en hij werd een persoonlijke vriend van de familie Kennedy. Door zijn heroïsche ruimtevlucht ontving Glenn ondermeer de NASA Distinguished Service Medal en werd een NASA onderzoekscentrum in Ohio naar hem genoemd. Uiteindelijk duurde de derde Amerikaanse ruimtevlucht 4 uur en 55 minuten. De Friendschip 7 ruimtecapsule werd na de ruimtevlucht nooit meer gebruikt en is vandaag de dag te zien in het National Air and Space Museum in Washington D.C. Na zijn NASA-carrière ging John Glenn in 1974 in de politiek. Hij werd als lid van de Democratische Partij verkozen tot senator voor de staat Ohio en werd in 1980, 1986 en 1992 opnieuw herkozen. In 1998 kreeg John Glenn de kans om een tweede maal de ruimte in te gaan tijdens de STS-95 Space Shuttle missie. Met zijn 77-jarige leeftijd werd Glenn hierdoor de oudste persoon die tot op heden de ruimte inging.

Kris Christiaens

K. Christiaens

Medebeheerder & hoofdredacteur van Spacepage.
Oprichter & beheerder van Belgium in Space.
Ruimtevaart & sterrenkunde redacteur.

Dit gebeurde vandaag in 1959

Het gebeurde toen

Lancering van de Amerikaanse ruimtesonde Explorer 7 voor onderzoek naar kosmische straling en straling afkomstig van de Zon. Daarnaast werd er met deze satelliet ook onderzoek verricht naar micrometeorieten. Deze kleine satelliet werd met behulp van een Juno-2 raket vanop de Cape Canaveral lanceerbasis in de ruimte gebracht en leverde tot augustus 1961 bruikbare data. Foto: NASA

Ontdek meer gebeurtenissen

Redacteurs gezocht

Ben je een amateur astronoom met een sterke pen? De Spacepage redactie is steeds op zoek naar enthousiaste mensen die artikelen of nieuws schrijven voor op de website. Geen verplichtingen, je schrijft wanneer jij daarvoor tijd vind. Lijkt het je iets? laat het ons dan snel weten!

Wordt medewerker

Steun Spacepage

Deze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.

100%

Sociale netwerken