Om ongeveer 18:17 op woensdag 21 februari 2024 voltooide de ERS-2 satelliet van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA zijn terugkeer in de atmosfeer boven het noorden van de Stille Oceaan. Er is geen materiële schade gemeld. ESA's tweede Europese teledetectiesatelliet, ERS-2, werd bijna 30 jaar geleden gelanceerd, op 21 april 1995. Samen met de bijna identieke ERS-1 leverde deze satelliet onschatbare langetermijngegevens over het aardoppervlak, de temperatuur van de oceanen, de ozonlaag en de omvang van het poolijs. Er werd ook een beroep op gedaan om natuurrampen te monitoren en te helpen bestrijden.
"De ERS-satellieten hebben een stroom aan gegevens opgeleverd die onze kijk op de wereld waarin we leven heeft veranderd", zegt Simonetta Cheli, directeur aardobservatieprogramma's van ESA. "Ze hebben ons nieuwe inzichten gegeven over onze planeet, de chemie van onze atmosfeer, het gedrag van onze oceanen en de effecten van de activiteiten van de mens op ons milieu - waardoor nieuwe mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek en toepassingen zijn ontstaan." Omdat de geplande levensduur van drie jaar ruimschoots overschreden was, nam ESA in 2011 de beslissing om ERS-2 uit zijn baan te halen in het licht van de groeiende bezorgdheid over het gevaar dat ruimteschroot op de lange termijn vormt voor huidige en toekomstige ruimteactiviteiten. De hoogte van de satelliet was sindsdien gestaag afgenomen. Op 21 februari 2024 bereikte hij de kritieke hoogte van ongeveer 80 km waarop de luchtweerstand zo sterk was dat hij in stukken begon te breken. Een internationale campagne met het Inter-Agency Space Debris Coordination Committee en ESA's Space Debris Office hield toezicht op de terugkeer.
Atmosferische terugkeer - verleden, heden en toekomst
"Ongecontroleerde atmosferische terugkeer is al lang een gebruikelijke methode om ruimteobjecten aan het einde van hun missie te verwijderen," zegt Tim Flohrer, hoofd van ESA's Space Debris Office. "We zien elk jaar meerdere keren objecten van vergelijkbare grootte of groter als ERS-2 de atmosfeer binnenkomen." "In de 67 jaar van ruimtevaart zijn duizenden tonnen kunstmatige ruimteobjecten de atmosfeer weer binnengekomen. Stukken die het oppervlak hebben bereikt, hebben slechts zeer zelden schade veroorzaakt en er is nog nooit een bevestigde melding geweest van een menselijke verwonding."
De terugkeer van ERS-2 was 'natuurlijk'. Alle resterende brandstof was opgebruikt tijdens de deorbiting om het risico te verkleinen dat de satelliet door een intern defect in stukken zou uiteenvallen terwijl hij zich nog op een hoogte bevond die door actieve satellieten wordt gebruikt. Hierdoor was het niet mogelijk om ERS-2 op enig moment tijdens de terugkeer te besturen en was de enige kracht die de afdaling aandreef de onvoorspelbare luchtweerstand. Gezien de manier waarop de satelliet in de jaren 1980 was ontworpen, was dit de beste optie om hem te verwijderen. Het tijdstip en de locatie van een natuurlijke terugkeer zijn echter moeilijk te voorspellen voordat de satelliet de laatste paar uur in de ruimte is.
Natuurlijke terugkeer is niet langer de gouden standaard voor duurzaamheid in de ruimte. Door het implementeren van de 'ESA Zero Debris'-benadering zet het Agentschap zich in om de duurzaamheid van ruimteactiviteiten op de lange termijn te waarborgen door het ontstaan van ruimteschroot waar mogelijk te beperken en te zorgen voor de veiligst mogelijke terugkeer van satellieten aan het einde van hun levensduur. ESA wil ook anderen aanmoedigen om een vergelijkbare weg in te slaan via het door de gemeenschap geleide initiatief Zero Debris Charter. ESA's missies in een baan om de aarde zijn nu ontworpen om een gecontroleerde terugkeer uit te voeren. Tijdens een gecontroleerde terugkeer kunnen operators van ruimtevaartuigen ervoor zorgen dat de satelliet neerkomt boven dunbevolkte gebieden op aarde, zoals de Stille Zuidzee. Ondertussen blijft ESA zich inspannen om haar oudere satellieten (zoals ERS-2, Aeolus, Cluster en Integral) op een duurzamere manier te verwijderen dan oorspronkelijk gepland.
Erfenis van de missie
ERS-2 en zijn voorganger ERS-1 waren de meest geavanceerde satellieten die ooit door Europa zijn ontwikkeld en gelanceerd. De satelliet bracht een reeks wetenschappelijke instrumenten en technologieën in een baan om de aarde die meer dan anderhalf decennium lang waardevolle gegevens verzamelden, waaronder Europa's eerste instrument om atmosferische ozon te bestuderen. De ERS-erfgoeddatasets worden tegenwoordig beheerd en toegankelijk gemaakt via het Heritage Space Programme van ESA. De ERS-satellieten vormden ook de basis voor veel vervolgmissies om onze veranderende wereld te bestuderen, zoals Envisat, de MetOp-weer-satellieten, ESA's Earth Explorer-missies voor wetenschappelijk onderzoek en de Copernicus Sentinels, evenals vele andere nationale satellietmissies. "ERS-erfgoedgegevens worden vandaag de dag nog steeds veel gebruikt, meestal in combinatie met gegevens van nieuwere missies, omdat langetermijngegevens bijvoorbeeld essentieel zijn voor het identificeren en begrijpen van veranderingen in ons klimaat", zegt Mirko Albani, ESA's Heritage Space Programme Manager. "De missie is ook een goed voorbeeld van hoe ESA pioniert met nieuwe technologieën die later operationeel worden ter ondersteuning van diensten zoals weersvoorspellingen en klimaatmonitoring waar de burgers van ESA-lidstaten en mensen over de hele wereld van profiteren".
Bron: ESA