Toen Amerika druk bezig was met zijn Apollo maanprogramma voor te bereiden, besliste de NASA om een transportsysteem te ontwerpen dat de zware Saturn V maanraket in een verticale houding zou kunnen transporteren naar het lanceercomplex op het Kennedy Space Center. Dit transportsysteem kreeg de naam “Crawler”, werd gebouwd door Marion Power Shovel Co. en had een prijskaartje van 14 miljoen dollar.
Het grote witte gebouw dat zich op het terrein van het Kennedy Space Center bevindt, kent ongetwijfeld iedereen. Het is één van de grootste constructies ter wereld en is de thuishaven geweest van de Saturn V maanraket en de Space Shuttle. In dit reusachtige gebouw werden in de jaren '60 en '70 de Saturn raketten geassembleerd.
Elke Amerikaanse Space Shuttle wordt gelanceerd vanop één van de twee LC39 lanceercomplexen die zich op het Kennedy Space Center bevinden. Deze werden gebouwd begin de jaren '60 als onderdeel van het Amerikaanse Apollo maanprogramma. Op de oorspronkelijke plannen werden 5 identiek dezelfde lanceercomplexen getekend met telkens ongeveer 2,6 kilometer plaats tussen zodat de infrastructuur niet beschadigd zou worden wanneer zich een explosie zou voordoen.
Het Amerikaanse ruimtevaartagentschap NASA beschikte tijdens het Space Shuttle programma over twee zogenaamde Shuttle Carrier Aircrafts (SCA) die als taak hadden de Amerikaanse ruimteveren terug te brengen naar het Kennedy Space Center indien deze elders waren geland dan voorzien. Beide Shuttle Carrier Aircrafts waren twee aangepaste Boeing 747-100 Jumbo Jets die het ruimteveer op hun rug konden dragen om deze eender waar naartoe te brengen. Na het Space Shuttle ruimteprogramma werden de twee aangepaste vliegtuigen buiten dienst genomen.
Naast de vijf Amerikaanse ruimteveren die tijdens het Space Shuttle programma meerdere malen de ruimte ingingen, beschikte NASA ook nog over een zesde ruimteveer dat de naam 'Enterprise' kreeg. In tegenstelling tot de vijf andere ruimteveren ging het ruimteveer Enterprise echter nooit de ruimte in en werd dit ook niet voorzien van krachtige raketmotoren. NASA gebruikte Enterprise vooral voor het testen van de landing van een ruimteveer en voor het testen van de verticale assemblage van de Space Shuttle.
Wanneer een Amerikaans ruimteveer terug geland was op aarde na een verblijf in de ruimte, werd dit na de landing onmiddellijk overgebracht naar de Orbiter Processing Facility (OPF) dat gelegen was ten westen van de Vehicle Assembly Building (VAB) op het Kennedy Space Center. Deze belangrijke faciliteit bestond uit drie gebouwen die elk 29 meter hoog en 60 lang waren. De OPF gebouwen waren de thuisbasis van elk ruimteveer aangezien hier de orbiters na een ruimtemissie werden gecontroleerd en werden klaargemaakt voor een nieuwe ruimtevlucht.
Eén van de meest succesvolle en meest gebruikte onderdelen aan boord van een Amerikaans ruimteveer was de Canadarm robotarm. Deze robotarm werd ontwikkeld door een Canadees bedrijf en werd tijdens het Space Shuttle programma gebruikt om satellieten en andere ladingen met vast te grijpen, te verplaatsen of uit te zetten in een baan om de aarde. Na het tragische ongeval met het ruimteveer Columbia werd de Canadarm robotarm tijdens elke ruimtevlucht ook specifiek gebruikt om het ruimteveer te inspecteren op eventuele schade.
Wanneer het Amerikaanse ruimteveer gelanceerd werd vanop het Kennedy Space Center, had de orbiter alleen al een gewicht van meer dan 110 ton. Hiervoor was dan ook een enorme kracht nodig om deze samen met de External Tank, die een gewicht had van 757 ton, in een baan om de aarde te kunnen brengen. Deze kracht werd de eerste minuiten van de lancering geleverd door de twee meest krachtige raketten waar de Verenigde Staten tijdens het Space Shuttle programma over beschikte, de Solid Rocket Boosters (SRB).
De External Tank (ET) was de opvallende, bruin gekleurde brandstoftank onderaan een Amerikaanse Space Shuttle. Deze bijna 47 meter lange brandstoftank leverde tijdens de lancering vloeibare zuurstof en vloeibare waterstof aan de drie RS-25 raketmotoren van de orbiter. Ongeveer tien seconden nadat de RS-25 raketmotoren werden stopgezet met ontbranden, werd de External Tank afgestoten van de orbiter waarna deze in stukken uit elkaar viel boven de Indische Oceaan. Leer aan de hand van dit artikel alles over de reusachtige External Tank (ET).
Het belangrijkste onderdeel van het Amerikaanse Space Shuttle programma was ongetwijfeld de zogeheten 'orbiter', ook wel het 'ruimteveer' genoemd. Hierin bevond zich de ruimtemissie de bemanning. In de orbiter bevond zich ook een grote laadruimte waarin satellieten, een wetenschappelijk labo, onderdelen voor een ruimtestation of wetenschappelijke experimenten konden worden ondergebracht. Alles samen gingen vijf Amerikaanse orbiters de ruimte in waarvan met twee tragische ongevallen gebeurden waarbij de crews om het leven kwamen. De orbiter werd door NASA ontworpen als een ruimtevliegtuig aangezien dit na zijn verblijf teruggleed naar de aarde als een zweefvliegtuig. Leer aan de hand van dit artikel alles over het Amerikaanse ruimteveer.
De Belgische astronoom Eugène Joseph Delporte ontdekt de planetoïde 1932 CB. Later wordt deze planetoïde genoemd naar de eerste directeur van de Koninklijke Sterrenwacht van Belgie, Adolphe Quetelet (1239 Queteleta). Deze planetoïde draait in een baan om de Zon tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter in de zogeheten 'planetoïdengordel'.
Ben je een amateur astronoom met een sterke pen? De Spacepage redactie is steeds op zoek naar enthousiaste mensen die artikelen of nieuws schrijven voor op de website. Geen verplichtingen, je schrijft wanneer jij daarvoor tijd vind. Lijkt het je iets? laat het ons dan snel weten!
Wordt medewerkerDeze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.