Deze onregelmatig gevormde kleine maan van Saturnus was gedurende honderd jaar lang de verst verwijderde maan van Saturnus tot men in 2000 opnieuw enkele kleine maantjes ontdekte rondom deze prachtige planeet. Phoebe heeft een gemiddelde diameter van 213 kilometer en bevindt op een afstand van 12 952 000 kilometer van Saturnus.
William Henry Pickering ontdekte in 1898 deze kleine maan en al gauw bleek dat de baan van Phoebe, net als die van Iapetus, niet in het vlak van de evenaar van Saturnus liep. De naam Phoebe is, net als andere namen van vele maantjes, afkomstig uit de Griekse mythologie waar het één van de namen van Titanen was en in 2005 gaf de Internationale Astronomische Unie 24 Griekse mythologische namen aan kraters die duidelijk zichtbaar waren op het oppervlak van deze maan.
Alles wijst er op dat Phoebe een gevangen planetoïde is waarvan de samenstelling nog steeds dezelfde is als toen dit brokstuk werd gevormd tijdens het ontstaan van ons zonnestelsel. Wetenschappers geloven ook dat het materiaal dat werd losgemaakt door de vele inslagen op Phoebe de oorzaak zou zijn voor de donkere oppervlakten op de andere Saturnus manen Iapetus en Hyperion maar hiervoor is nog steeds geen bewijs gevonden. Het albedo (het weerkaatsingvermogen van een oppervlakte of hemellichaam) van Phoebe bedraagt slechts 0,05 en dit betekend dat deze maan vrijwel volledig zwart gekleurd is en nog een opvallend kenmerk aan deze kleine maan is dat het in tegengestelde richting om Saturnus draait (rechtsom). De Amerikaanse ruimtesonde Cassini maakte in juni 2004 voor het eerst gedetailleerde foto’s van het oppervlak van deze maan toen het ruimtetuig de maan passeerde op een afstand van enkele duizenden kilometers.