Deze opname, vastgelegd met het SPHERE-instrument van ESO’s Very Large Telescope, toont de twee reuzenplaneten TYC 8998-760-1b en TYC 8998-760-1c.
Foto: ESO/Bohn et al.

De Very Large Telescope (VLT) van de Europese Zuidelijke Sterrenwacht (ESO) heeft de allereerste opname gemaakt van een jonge, zonachtige ster die in het gezelschap is van twee reuzenplaneten. Opnamen van stelsels met meerdere exoplaneten zijn heel zeldzaam en tot nu toe hadden astronomen bij een ster die vergelijkbaar is met de zon nooit meer dan één planeet rechtstreeks waargenomen. De nieuwe waarnemingen kunnen astronomen helpen begrijpen hoe de planeten rond onze eigen zon zijn gevormd en geëvolueerd.

Nog maar enkele weken geleden heeft ESO een verbluffende VLT-opname gepresenteerd waarop de geboorte van een planetenstelsel te zien is. En nu heeft dezelfde telescoop, met behulp van hetzelfde instrument, de eerste directe opname gemaakt van een planetenstelsel rond een ster zoals onze zon. De ster, TYC 8998-760-1 geheten, is ongeveer 300 lichtjaar van ons verwijderd. ‘Deze ontdekking is een momentopname van een omgeving die veel overeenkomsten vertoont met ons zonnestelsel, maar dan in een veel vroeger ontwikkelingsstadium’, zegt Alexander Bohn, promovendus aan de Universiteit Leiden, die leiding gaf aan het nieuwe onderzoek waarvan de resultaten vandaag in The Astrophysical Journal Letters zijn gepubliceerd. ‘Hoewel astronomen indirect al duizenden planeten in ons Melkwegstelsel hebben gedetecteerd, is slechts een kleine fractie van deze exoplaneten rechtstreeks in beeld gebracht’, zegt coauteur Matthew Kenworthy, hoofddocent aan de Universiteit Leiden, om daaraan toe te voegen: ‘directe waarnemingen zijn van belang bij de zoektocht naar omgevingen waar leven mogelijk is.’ Rechtstreekse opnamen van twee of meer exoplaneten bij dezelfde ster zijn zelfs nog zeldzamer: tot nu toe was dat slechts tweemaal gelukt, in beide gevallen bij sterren die duidelijk verschillen van onze zon.

De nieuwe opname van ESO’s VLT is de eerste directe opname van een zonachtige ster met meer dan één planeet. De VLT was ook de de eerste die, in 2004, een exoplaneet rechtstreeks in beeld bracht als een stipje licht nabij een bruine dwerg, een ‘mislukte’ ster. ‘Het is ons team nu voor het eerst gelukt om twee begeleidende gasreuzen in beeld te brengen die om een jonge dubbelganger van onze zon draaien’, zegt Maddalena Reggiani, postdoc aan de KU Leuven, die ook aan het onderzoek deelnam. De twee planeten zijn op de nieuwe opname te zien als twee heldere lichtpunten op ruime afstand van hun moederster, die zich linksboven bevindt (klik op de foto om deze in zijn geheel te bekijken). Door verschillende opnamen op verschillende tijdstippen te maken, kon het team deze planeten onderscheiden van de achtergrondsterren.

De twee gasreuzen draaien op afstanden van 160 en ongeveer 320 maal de afstand zon-aarde om hun moederster. Daarmee zijn ze veel verder van hun ster verwijderd dan Jupiter of Saturnus, ook twee gasreuzen, van de zon. Deze laatste bevinden zich op afstanden van respectievelijk slechts vijf en tien maal de afstand zon-aarde. Het team heeft ook ontdekt dat de beide exoplaneten veel zwaarder zijn dan die in ons eigen zonnestelsel. De binnenste heeft veertien keer zoveel massa als Jupiter, de buitenste zes keer zoveel. Het team van Bohn maakte de opnamen tijdens een zoektocht naar reuzenplaneten bij sterren als onze zon, maar dan veel jonger. De ster TYC 8998-760-1 is slechts zeventien miljoen jaar oud en staat in de richting van het zuidelijke sterrenbeeld Musca (Vlieg). Bohn omschrijft de ster als ‘een heel jonge versie van onze eigen zon.’

Deze opname, vastgelegd met het SPHERE-instrument van ESO’s Very Large Telescope, toont de ster TYC 8998-760-1
en de twee reuzenplaneten die haar begeleiden, TYC 8998-760-1b en TYC 8998-760-1c - Foto: ESO

De opnamen waren mogelijk dankzij de goede prestaties van het SPHERE-instrument van ESO’s VLT in de Chileense Atacama-woestijn. SPHERE schermt het licht van de ster af met behulp van een zogeheten coronagraaf, wat de veel zwakkere planeten zichtbaar maakt. Waar oudere planeten, zoals die in ons zonnestelsel, te koel zijn om met behulp van deze techniek te worden opgespoord, zijn jonge planeten nog dermate warm dat ze helder oplichten in het infrarood. Door het afgelopen jaar meerdere foto’s te maken en oudere gegevens uit 2017 erbij te betrekken, heeft het onderzoeksteam kunnen bevestigen dat de twee planeten daadwerkelijk deel uitmaken van dit stersysteem. Vervolgwaarnemingen van dit stelsel, zoals met de toekomstige Extremely Large Telescope (ELT) van ESO, zullen astronomen in staat stellen om te onderzoeken of deze planeten op de huidige afstanden van hun ster zijn ontstaan of van elders zijn gemigreerd. Met de ELT zullen ook de interacties tussen de beide jonge planeten onderzocht kunnen worden. ‘De mogelijkheid dat toekomstige instrumenten, zoals die op de ELT beschikbaar komen, in staat zullen zijn om minder zware planeten bij deze ster op te sporen, brengt een belangrijke mijlpaal dichterbij in het onderzoek van meervoudige planetenstelsels, met mogelijke implicaties voor de geschiedenis van ons eigen zonnestelsel’, concludeert Bohn.

Meer informatie

De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het artikel ‘Two directly-imaged, wide-orbit giant planets around the young, solar analogue TYC 8998-760-1’, dat in The Astrophysical Journal Letters verschijnt.

Het onderzoeksteam bestaat uit Alexander J. Bohn (Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden), Matthew A. Kenworthy (Sterrewacht Leiden), Christian Ginski (Anton Pannekoek Instituut voor Astronomie, Universiteit van Amsterdam, en Sterrewacht Leiden), Steven Rieder (University of Exeter, Physics Department, VK), Eric E. Mamajek (Jet Propulsion Laboratory, California Institute of Technology, VS, en Department of Physics & Astronomy, University of Rochester, VS), Tiffany Meshkat (IPAC, California Institute of Technology, VS), Mark J. Pecaut (Rockhurst University, Department of Physics, VS), Maddalena Reggiani (Instituut voor Sterrenkunde, KU Leuven, België), Jozua de Boer (Sterrewacht Leiden), Christoph U. Keller (Sterrewacht Leiden), Frans Snik (Sterrewacht Leiden) en John Southworth (Keele University, VK).

Neem voor extern commentaar op het onderzoeksverslag contact op met ESO-astronoom Carlo Manara (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.), die niet bij het onderzoek betrokken was.

ESO is de belangrijkste intergouvernementele astronomische organisatie in Europa en verreweg de meest productieve sterrenwacht ter wereld. Zij wordt ondersteund door zestien lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland, en door gastland Chili, met Australië als strategische partner. ESO voert een ambitieus programma uit, gericht op het ontwerpen, bouwen en beheren van grote sterrenwachten die astronomen in staat stellen om belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen te doen. Ook speelt ESO een leidende rol bij het bevorderen en organiseren van samenwerking op astronomisch gebied. ESO beheert drie waarnemingslocaties van wereldklasse in Chili: La Silla, Paranal en Chajnantor. Op Paranal staan ESO’s Very Large Telescope (VLT) en haar toonaangevende Very Large Telescope Interferometer, evenals twee surveytelescopen – VISTA, die in het infrarood werkt, en de op zichtbare golflengten opererende VLT Survey Telescope. Ook op Paranal zal ESO onderkomen bieden aan en het beheer voeren over de Cherenkov Telescope Array South, ’s werelds grootste en meest gevoelige observatorium van gammastraling. ESO speelt tevens een belangrijke partnerrol bij twee faciliteiten op Chajnantor, APEX en ALMA, het grootste astronomische project van dit moment. En op Cerro Armazones, nabij Paranal, bouwt ESO de 39-meter Extremely Large Telescope, de ELT, die ‘het grootste oog op de hemel’ ter wereld zal worden.

Dit gebeurde vandaag in 1974

Het gebeurde toen

De Amerikaanse ruimtesonde Mariner 10 vliegt op een afstand van 703 kilometer langs het oppervlak van de kleine planeet Mercurius. Tot 3 april 1974 werden foto's genomen van de planeet Mercurius door Mariner 10 en het ruimtetuig merkte een zwak magnetisch veld op bij de planeet. De instrumenten aan boord van Mariner 10 merkten ook zeer grote termepartuursverschillen in dag en nacht op bij deze planeet: tussen -183 en 187° C. In totaal nam de sonde tijdens deze eerste passage 2300 foto's.Dit onbemande ruimtetuig werd op 3 november 1973 in de ruimte gebracht en werd het eerste ruimtevaartuig dat twee planeten bezocht tijdens één ruimtemissie. Foto: NASA

Ontdek meer gebeurtenissen

Steun Spacepage

Deze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.

23%

Sociale netwerken