NGC 6334 is ongeveer 5500 lichtjaar verwijderd van de aarde, terwijl NGC 6357 met 8000 lichtjaar nog iets verder weg is. Beide zijn te vinden in het sterrenbeeld Schorpioen, niet ver van de staartstekel. De Britse astronoom John Herschel was de eerste die een glimp van de twee objecten heeft opgevangen. Dat was in juni 1837, tijdens zijn driejarige expeditie naar Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika. Omdat de telescoop waarmee hij ze waarnam niet erg groot was, zag hij alleen het helderste ‘teenkussentje’ van de Kattenpootnevel. Het zou nog vele tientallen jaren duren voordat de ware vormen van de beide nevels langs fotografische weg konden worden vastgelegd, en hun opvallende namen werden bedacht.
De drie teenkussentjes die zichtbaar zijn met moderne telescopen zijn, evenals de klauwachtige gebieden in de naastgelegen Kreeftnevel, wolken van gas – voornamelijk waterstof – die door het licht van heldere pasgeboren sterren tot stralen worden gebracht. Deze hete sterren, die ongeveer tien keer zoveel massa hebben als de zon, zenden intense ultraviolette straling uit. Wanneer deze straling de achtergebleven waterstofatomen tegenkomt in de stellaire kraamkamer die de sterren heeft voortgebracht, raken de atomen geïoniseerd. Zulke uitgestrekte gaswolken die licht van waterstofatomen en van andere atomen uitzenden worden emissienevels genoemd.
Dankzij de grote lichtgevoeligheid van de 256-megapixel OmegaCAM-camera, toont deze nieuwe opname van de Very Large Telescope Survey Telescope (VST) ook de slierten van verduisterend stof waarmee de beide nevels doortrokken zijn. Met zijn 49.511 bij 39.136 pixels is dit een van de grootste opnamen die ESO ooit heeft vrijgegeven. OmegaCAM is een opvolger van ESO’s befaamde Wide Field Imager (WFI), die momenteel gekoppeld is aan de 2,2-meter MPG/ESO-telescoop op La Silla. De WFI heeft de Kattenpootnevel in 2010 ook in zichtbaar licht gefotografeerd, maar dan met een filter dat de gloed van waterstof beter tot uitdrukking laat komen (eso1003). Nadien heeft ESO’s Very Large Telescope de Kreeftnevel onder de loep genomen, en daarbij vele van de hete, heldere sterren vastgelegd die van invloed zijn op de kleur en de vorm van dit object. (eso1226).
De instrumenten die worden gebruikt om deze verschijnselen waar te nemen, zijn weliswaar heel geavanceerd, maar het stof in deze nevels is zo dik dat hun inwendige grotendeels aan het menselijk oog onttrokken blijft. De Kattenpootnevel – een van de meest actieve stellaire kraamkamers aan de nachthemel – telt duizenden jonge, hete sterren, maar het licht daarvan kan ons niet bereiken. Door waarnemingen te doen op infrarode golflengten kunnen telescopen zoals ESO’s VISTA door het stof heen turen. Gasnevels die in andere golflengten (kleuren) van het licht worden waargenomen, geven een heel andere visuele indruk. Op de langere golflengten van infrarood licht bijvoorbeeld lijkt een deel van NGC 6357 op een duif en een ander stuk op een schedel. Om die reden wordt deze nevel ook wel de ‘Oorlog en Vrede-nevel’ genoemd.