SA-4 (Saturn Apollo-4) was de vierde en laatste lancering van een Saturn I raket waarbij enkel de S-I rakettrap getest werd. Deze testvlucht maakte, net als de vorige SA testvluchten, deel uit van het Amerikaanse Apollo ruimteprogramma. Opnieuw zou het gaan om een suborbitale vlucht waarbij ingenieurs vooral de structurele karakteristieken van de rakettrap zouden bestuderen. In tegenstelling tot de vorige SA tesvluchten zou men tijdens deze lancering één van de raketmotoren 100 seconden na de lancering uitzetten waardoor de brandstof voor deze raketmotor zou omgeleid worden naar de andere nog operationele raketmotoren.
SA-3 (Saturn Apollo-2) was de derde testvlucht van een Saturn I raket uit het Amerikaanse Apollo programma. Net als bij de vorige twee testvluchten zou ook dit maal een S-1 rakettrap gelanceerd worden maar dit was de eerste maal dat de S-1 rakettrap 100% gevuld werd met brandstof. Net als bij de SA-2 missie maakte ook deze testvlucht deel uit van het Project Highwater waarbij men op grote hoogte een grote hoeveelheid water in de atmosfeer van de Aarde zou brengen om op deze manier wolkenvorming en het gedrag van waterdamp te bestuderen.
SA-2 (Saturn Apollo-2) was de tweede testvlucht van een Saturn I raket uit het Amerikaanse Apollo programma. Net zoals bij de vorige testvlucht was men vooral benieuwd naar de vluchtgegevens van de raket en de prestaties van zijn krachtige raketmotoren. Deze SA-2 missie maakte ook deel uit van het Project Highwater waarmee men het effect wou bestuderen van een grote hoeveelheid water in de bovenste lagen van de atmosfeer. Om dit te realiseren, werd het bovenste gedeelte van de Saturn I raket gevuld met 109 000 liter water. Eenmaal de raket een bepaalde hoogte zou bereiken, zou men deze laten exploderen waardoor het water zou vrijkomen. Op deze manier konden meteorologen de evolutie van waterdamp en de vorming van wolken bestuderen in de atmosfeer van onze planeet.
Begin de jaren '70 stuurde de Sovjet-Unie een reeks ruimtetuigen en landers naar Mars om deze planeet van nabij te bestuderen. De Mars 2 en Mars 3 missies waren twee identiek dezelfde ruimtetuigen die bestonden uit een orbiter en een lander. Beide tuigen hadden samen een gewicht van 4,6 ton. Mars 3 werd op 28 mei 1971 gelanceerd vanop de Baikonur lanceerbasis door middel van een krachtige Russische Proton-K raket en op 2 december 1971 bevond dit tuig met zijn lander zich in een baan om de rode planeet.
De Amerikaanse Viking 1 Marslander was de eerste van twee identieke ruimtetuigen die in 1975 gelanceerd werden vanop de Cape Canaveral lanceerbasis in Florida. Beide ruimtetuigen maakten een zachte landing op het Marsoppervlak en stuurden hiervan tal van prachtige foto's terug naar de Aarde. Met deze dure ruimtemissies wou het Amerikaanse ruimtevaartagentschap NASA meer leren over de samenstelling, het klimaat en het oppervlak van de planeet Mars. Uiteindelijk zouden beide projecten een zeer groot succes worden. Dit was de eerste maal dat een Amerikaans tuig landde op het oppervlak van Mars en dankzij deze ruimtetuigen zag men op Aarde nu voor het eerst het oppervlak van deze fascinerende planeet in kleur.
Toen de 20-jarige P.M. weer het tuintje inliep dat hij heel even verlaten had om zijn Practica fototoestel te nemen, kwam hij maar net op tijd om het donkere, driehoekige silhouet met rode knipperlicht en grote hoeklichten te fotograferen. Vijf minuten lang hing het tuig roerloos in de lucht, op zo’n 150 meter boven de getuigen. Daarna verdween het tussen de wolken en zag Petit-Rechain er opnieuw uit als een kleine gemeente aan de rand van Verviers.
Op 5 mei 1961 slaagde Amerika erin de eerste Amerikaanse ruimtevaarder in de ruimte te brengen tijdens de eerste bemande suborbitale Mercury ruimtevlucht. In tegenstelling tot de Sovjet-Unie, die eerder al kosmonauten in de ruimte had gebracht die verschillende omwentelingen om de Aarde maakte met hun Vostok ruimtecapsules, voerde Alan Shepard een suborbitale vlucht uit waarbij hij enkel de ruimte inging en meteen terugkeerde waardoor voor deze missie een minder krachtige raket nodig was. De Sovjet eerste minister Nikita Khrushev noemde deze eerste Amerikaanse bemande ruimtemissie echter niet meer dan een "vliegen sprongetje". Toch was Amerika het eerste land ter wereld waarbij de ruimtevaarder in zijn capsule terug een zachte landing maakte op Aarde.
De Mercury-Atlas 1 (MA-1) ruimtevlucht was de eerste missie waarbij een Mercury ruimtecapsule gelanceerd werd door een Atlas raket. Zoals gepland werden beiden op 29 juli 1960 gelanceerd vanop de Cape Canaveral lanceerbasis in Florida. De Mercury ruimtecapsule was onbemand en beschikte ook niet over een 'launch escape system' waardoor de capsule zich zou verwijderen van de raket indien er een probleem zou opduiken tijdens de lancering. Het Amerikaanse ruimtevaartagentschap had een suborbitale vlucht gepland tijdens deze missie om zowel de Atlas raket als de Mercury ruimtecapsule te testen maar kort na de lancering liep het helemaal fout.
Gemini 2 was de tweede missie uit het Amerikaanse Gemini ruimteprogramma maar was net als de Gemini 1 missie een onbemande testvlucht waarbij men ditmaal het hitteschild van de Gemini ruimtecapsule en de Titan II draagraket uitvoerig wou testen. Op 19 januari 1965 werd de tweede Gemini ruimtecapsule met succes gelanceerd. Ondanks het feit dat de vlucht slechts 18 minuten en 16 seconden duurde, slaagden de raket en de ruimtecapsule in hun missie en kon het Amerikaanse ruimtevaartagentschap NASA zich nu voorbereiden op de eerste bemande Gemini ruimtevlucht.
Het Wow-signaal was een sterk smalband radiosignaal gedetecteerd door professor Jerry R. Ehman op 15 augustus 1977 terwijl hij werkte aan een SETI-project op de Big Ear radiotelescoop van de universiteit van Ohio. Het signaal droeg verwachte kentekens van potentiële niet-aardse en niet-zonnestelselachtige oorsprong. Het duurde ongeveer 72 seconden en werd nooit daarvoor gedetecteerd. De oorsprong van het signaal is dan ook onbekend en enkel een paar mogelijkheden inzake de oorsprong zijn mogelijk.
De Apollo 16 Maanlander, met aan boord de astronauten John W. Young en Charles M. Duke, maakt een succesvolle landing op het oppervlak van de Maan. De landing was bijna op een ramp uitgelopen doordat tijdens de laatste meters het zicht vrijwel nihil was door opstuivend maanstof (door de gassen uit de daalmotor). Na de landing bleek dat één poot van de Maanlander slechts drie meter naast een diepe krater was neergekomen. Uiteindelijk verbleven de twee astronauten 71 uur op het oppervlak van de Maan en brachten ze 96 kilogram aan bodemstalen terug naar de Aarde. Foto: NASA
Deze website wordt aan onze bezoekers blijvend gratis aangeboden maar om de hoge kosten om de site online te houden te drukken moeten we wel het nodige budget kunnen verzamelen. Ook jij kunt uw bijdrage leveren door ons te ondersteunen met uw donatie zodat we u blijvend kunnen voorzien van het laatste nieuws en artikelen boordevol informatie.