Bogen van Parry, zichtbaar boven de bovenraakboog
Foto: Sauli Koski

Toen William Parry in 1819 een reis door Canada maakte, merkte hij de Parryboog op. Lang werd getwijfeld of deze bogen, die zichtbaar zijn boven en onder de boven- en benedenraakboog van de kleine kring, wel echt bestonden. Nu, na talrijke foto's, is het bestaan van de Parrybogen bevestigd en genoemd naar de eerste bekende waarnemer van één van de vier boogjes.

We maken onderscheid tussen vier parrybogen, waarvan er twee boven de bovenraakboog van de kleine kring te zien zijn en twee onder de benedenraakboog van de kleine kring. De verste van de zon verwijderde boven- en benedenparryboog wordt de convace parryboog genoemd, de andere parrybogen noemt men de convexe parrybogen. De convace parrybogen hun benen zijn naar de zon gericht, terwijl de convexe parrybogen hun benen van de zon wegrichten. Interessant om te weten is dat wanneer de parrybogen zichtbaar zijn, meestal de convexe parryboog het helderst lijkt.

In onze streken is de parryboog een relatief zeldzaam verschijnsel. Dit is vreemd, want men vermoedt dat hexagonale, zuilvormige ijskristallen, de ijskristallen waar zowel de kleine als grote kring alsook de boven- en benedenraakboog van de kleine kring hun oorsprong in vinden, aan de basis liggen van deze kring. Deze verschijnselen komen toch nog redelijk vaak voor. Hoogstwaarschijnlijk komt dit doordat het zonlicht door twee recht overeenstaande zijvlakken van het horizontaal gerichte ijskristal moet doorgaan, terwijl er bij de raakbogen van de kleine kring een willekeurige oriëntatie om de horizontaal gerichte hoofdas mocht zijn. Het zonlicht moet dus door twee recht tegenoverstaande zijvlakken van het horizontaal gerichte zijvlak gaan om de bogen van Parry te laten verschijnen. 

Dit verschijnsel is net zoals de boven- en benedenraakboog sterk afhankelijk van de zonshoogte. Wanneer de zon aan het opkomen is, en bijgevolg de benedenraakboog met de benedenparrybogen zich nog onder de horizon bevindt, verwijdert de convexe bovenparryboog zich langzaam van de bovenraakboog. In het begin zitten de convexe en de convace parryboog nog bij elkaar, en zijn ze niet afzonderlijk van elkaar te onderscheiden. Terwijl de convexe bovenparryboog nog steeds stijgt aan de hemel, wordt de convace parryboog zichtbaar. Bij toenemende zonshoogte zal de boog langgerekter worden en zal deze terug naar de bovenraakboog afzakken. Wanneer de zon zich tussen 25° en 30° aan de hemel bevindt, verdwijnt de convexe bovenparryboog in de bovenraakboog, die op zijn beurt de omhullende halo vormt. Ondertussen wordt de benedenraakboog samen met de benedenparrybogen zichtbaar.

Joeri De Ro

Joeri De Ro

Medewerker van Spacepage en Poollicht.be.Redacteur sterrenkunde, hemelverschijnselen en ruimteweer