Amateurastronomen tijdens een zogeheten 'star party'
Foto: Babak A. Tafreshi

We kennen intussen een groot deel van de sterrenbeelden. In deze tip gaan we praten over het maken van overleggers voor sterrenkaarten en het meten van afstanden. Sterrenbeelden zijn eigenlijk een soort van landkaarten waarin we de sterren aan de hemel leren kennen zodat we kunnen 'starhoppen'. Je hoeft niet de kleine onopvallende sterren te leren herkennen maar de meerderheid van de grotere opvallende sterren kunnen herkennen is voor een amateurastronoom wel een absolute must.

De nachtelijke hemel wordt weergegeven als een bol, zoals de Aarde. Er zijn twee coördinaatlijnen: Rechte klimming (R.A.) en declinatie (Dec.). De rechte klimming zijn de verticale oost en west lijnen. Elk van deze één uur lijnen zijn onderverdeeld in zestig één minuutlijnen. Elke minuutlijn is verdeeld in 60 één secondelijn. De declinatie zijn de horizontale noord en zuid lijnen. Aan de noordelijke hemelpool, vlakbij de ster Polaris (de poolster), bevindt zich het +90° declinatie markeringspunt. Nul graden is de plaats waar de hemelevenaar is en -90 graden is de zuidelijke hemelpool. We meten afstanden tussen twee sterren, sterrenstelsels of een ander object dan ook in graden. De afstand tussen Rigel en Betelgeuze is bijvoorbeeld 18,6 graden. Met deze kennis kan je vele manieren vinden voor het lokaliseren van prachtige deep-sky objecten.

Er zijn nog enkele zaken die je best weet alvorens je met een telescoop het veld intrekt. Een Telrad is handig attribuut voor je telescoop aangezien die geen vergroting heeft en voor beginners het best te gebruiken is vooraleer men overstapt naar een zoeker met vergroting. Een zoeker met vergroting is vaak moeilijker voor een beginner om er meteen goed met overweg te kunnen bij het zoeken naar een object. Er zijn nog andere nul-vergroting zoekers bechikbaar maar de Telrad is ongetwijfeld het handigst. Het Telrad heeft drie cirkels. De kleinste geeft een halve graad weer, de middelste twee graden en de grootste vier graden. Dit maakt het starhoppen alleen maar eenvoudiger. De zoeker zelf kan je in combinatie met de Telrad gebruiken. Een goede zoeker heeft een 50mm objectief of groter. Het oculair dat je best gebruikt voor objecten te zoeken heeft een beeldveld van één graad of hoger. Om het ware beeldveld te kunnen bepalen, deel je het schijnbare beeldveld van het oculair door de vergroting dat het oculair geeft op uw telescoop. Het schijnbare beeldveld is terug te vinden op de documentatie dat bij het oculair terug te vinden is.

Het maken en gebruiken van een overlegger helpt bij het vinden van een deep-sky object. De beste manier hiervoor is om kalkpapier of ander doorzichtig papier te gebruiken. Voor het maken van een overlegger voor de Telrad heb je een markeerstift en een passer nodig. De binnenste cirkel is zo klein dat we dit niet meten en een kleine cirkel tekenen. De middelste cirkel is twee graden. De afstand tussen het punt en het markeringspunt van de passer is de straal van de cirkel. Met deze kennis nemen we de sterrenatlas erbij als gids. Open de passer zo ver dat het overeenkomt met één graad op de atlas. Op die manier kunnen we de buitenste cirkel tekenen (straal + straal = 2°). Voor het oculair en de zoeker gebruik je terug de passer om de cirkel te maken van het beeldveld. Vervolgens opnieuw afmeten op de schaalverdeling van de sterrenatlas. Bekende planetariaprogramma kunnen deze meteen afdrukken op de sterrenkaarten.

Overleggers helpen u voor het richten van het Telrad ten opzichte van de sterren en laten je meteen zien welke sterren er in het beeldveld te zien zijn van uw zoeker en/of oculair. Op deze manier gissen we niet meer naar de locatie van een object en raken we dus minder verloren in de wondere wereld van de sterrenhemel.

Sander

Vancanneyt Sander

Oprichter & beheerder van Spacepage & Poollicht.beSterrenkunde en ruimteweer redacteur.